Arbeid adelt

1 mei 2014

Als je de uitdrukking ‘arbeid adelt’ vertaalt naar het Engels dan krijg je iets heel geks. Ik ga het ook niet doen. Te druk. Op deze dag, die officieel De Dag van de Arbeid mag heten, een feestdag die een hoop van zijn glans en betekenis verloren heeft, is het de bedoeling dat er niet gewerkt wordt. Althans, dat gebeurt in de meeste landen rondom ons. Niet. Vooruit, er is bij ons een meivakantie om de speciale feestdagen gefabriceerd, maar toch. De massa gaat niet in rood uitgedost de straat op, wat een logisch vervolg zou zijn op het unaniem gedragen uniform van schreeuwend oranje van afgelopen zaterdag. De dag (van de arbeid) is ooit ingesteld om te herdenken dat de mens een spelende mens (homo ludens) is, gemaakt voor meer dan het uitvoeren van geestdodende activiteiten onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden.

De dag kent een lange traditie waarvan ik het meeste als bekend veronderstel. Het is eigenlijk een dag die als markering geldt voor de verschillende momenten waarop allerlei sociale bewegingen menselijke arbeid van de broodnodige kritische randvoorwaarden voorzag. Onze achturige werkdag komt hier vandaan. En meteen vraag ik met van slaapgebrek bloeddoorlopen ogen wie zich in een achturige werkdag herkent?

Het is niet mijn bedoeling om het professionele leven van de kunstenaar of de schrijver voor het voetlicht te brengen omdat ik zelf toevallig kunstenaar en schrijver ben of om het te hebben over moeders die eigenlijk dag in dag uit een eindeloze werkdag hebben omdat ik zelf toevallig geen moeder ben. Waarom noem ik een het ‘beroep’ van de moeder? Gewoon, omdat minder formeel gekaderde arbeidsvormen nog steeds te weinig aandacht krijgen. Maar goed, waar ik wel bij stil wil staan is eigenlijk bij dit moment, bij wat ik nu doe.

Ik schrijf. Beide handen zweven boven het toetsenbord van een draagbare lichtgewicht computer. Ik ben zoals altijd op tijd opgestaan, en omdat het mij gegund is dankzij de zojuist al even aangestipte meivakantie een dag zonder bijbaan arbeid te hebben, kan ik vandaag fris en fruitig helemaal voor mezelf aan de bak.

De verdeling tussen de verschillende werkzaamheden die nodig zijn om mijn talenten te zetten om een bijzonder kleine bijdrage te leveren aan dit uiterst onbelangrijke stukje van de wereld (al vraagt iedereen zich natuurlijk meteen af welk deel van de wereld dan wel belangrijk is), vraagt van mij een vrij complexe methodiek die constant bijgeschaafd moet worden. Dat uitdokteren van weekschema’s, het bijschaven, balanceren, ervaar ik als een belangrijk stukje van het werk: nadenken over prioriteiten, waar ik aandacht aan moet schenken. Of het de komende maanden mogelijk is om naast onderzoek (op locatie in het buitenland voor mijn tweede boek, het schrijven van een subsidieaanvraag voor een groot project in Het Veemtheater, het structureel werken aan een nieuwe serie tekeningen met als motiverende werkdruk de persoonlijke eis dat iedere maand een nieuw exemplaar min of meer af moet zijn, promotieactiviteiten te leren ontwikkelen voor boek nummer een) serieuze aandacht aan mijn celloleerlingen te blijven schenken (elke dag even cello studeren om technisch in vorm te blijven), en als creatief pedagoog oprecht en bevlogen naar weer een andere naschoolse opvangorganisatie af te moeten reizen. Een druk leven inderdaad, waarbij het leveren van arbeid veel verschillende vormen kent.

Aan het woord arbeid kleeft een vaak wat beladen geschiedenis en omdat ik hierboven al typend slechts een persoonlijk verslag maak van mijn aan arbeid gerelateerde dingen, beken ik dat voor mij arbeid hoogst persoonlijk is. Ik sta niet elke ochtend op met empathische gevoelens voor de erbarmelijke omstandigheden waarin grote groepen mensen en kinderen arbeid moeten verrichten. Ook deze ochtend niet, die in het teken hoort te staan van de dag van de arbeid. Heus, ik ben mij er bewust van, op mentaal niveau. Ten opzichte van arbeid en de samenleving neem ik een kritische houding in maar dat is niet de actieve sociaalbewogen houding die een dag als deze past.