Hazenslaap

17 maart 2013

Ze liggen allebei te woelen, de hond op haar dekentje naast het bed en mijn man. Snurken, de een doet het met zijn mond open (man), de ander (hond) houdt de kaken op elkaar. Ik hoef het niet te zien om te weten dat het zo is. Overdag pikt de hond vaak stiekem een hazenslaapje, en dat doet ze bij voorkeur met de kop hangend over de rand van de hondenmand, de kin zit zowat in de rest van de snuit opgesloten, soms wil een hoektand uit de zijkant van de bek steken, wat van de hond snurkend en slapend een sluimerend roofdier maakt, wat ze in feite ook is. In de slaapkamer is het donker. Ik ben wakker geworden van de onwelkome geluiden naast mij, geluiden die door twee mij zeer welkome wezens worden geproduceerd. Hoe langer ik wakker lig, des te minder begint het me te storen. Ik heb het eerder meegemaakt, vaker op mijn zij gelegen, aarzelend om uit bed te gaan, de slaapkamer te verlaten, op blote voeten de trap af lopen en dan de keuken in, een cracker smeren, soms rook ik zelfs een sigaret, een voorproefje nemend op het idee dat ik later toch niet meer in zal kunnen slapen. Een slachtofferig roken, bij voorkeur in de woonkamer bij het raam, en dan naar buiten kijken, de slapende straat, geen enkel raam is meer verlicht. Eenzaam rook ik er soms nog een, terwijl ik werkelijk omval van vermoeidheid. Slecht zeg! Sowieso bar, maar ’s nachts echt. Dit keer blijf ik liggen. Op mijn zij, opgerold in de foetushouding, luister ik naar de adem van mijn man, het zuchten van de hond. Wil de vrolijke hoogte van de fluittonen van zijn adem niet zo matchen met de mistroostige pufjes die gepaard gaan tijdens haar uitademen, na een tijdje beginnen de geluiden steeds meer op elkaar te lijken. In de slaap verbroederen ze of zoiets. Het snurken en ademen versmelt, de hoogte van de klank wordt lager en verzandt in een reeks droge keelklanken die het midden houden tussen kuch en kreun. Er moet zo te horen een hoop verwerkt worden.