Joekel

29 juni 2013

Eigenlijk mag het niet. Deze twee uitzonderlijke plantsoorten verwisselen. Het is een schande, echt, om de namen niet exact te weten. Onbenoembaarheid, nee, daar heeft het niets mee te maken. Ik mis geheugen, merk ik. Naarmate ik ouder word, verdwijnt het een en het ander. Zelden verdwijnt iets (een nare herinnering bijvoorbeeld) waar ik graag van af wil. Het zijn vaak biologische feitjes, geschiedkundige weetjes, kunsttheoretische termen. Om maar wat te noemen. (Verjaardagen…) De gedachten deel ik met een voor haar doen bijzonder stille hond (Luca) tijdens onze middagwandeling over het Amsterdamse Jaagpad. Ondanks het uitblijven van de zomer, of beter gezegd, ondanks het uitblijven van onze verwachting van de zomer, bloeien de bloemen en struiken als een dolle. Niet normaal is het kleurenpalet, schreeuwerig, uitzinnig, fel, bont, en ga zo maar een tijdje door. (Roept u maar.) Ik loop na te denken terwijl ik dit juist niet wilde doen. In de pauzes die ik inlas tussen het tekenen door, probeer ik aan zo min mogelijk te denken. Lekker duf zijn in de buitenlucht. Een dom rondje struinen met hond, en dan weer verder werken. Voor wie het nog niet weet, mijn atelier bevindt zich aan het begin van het illustere Jaagpad, en een klein rondje Jaagpad duurt een halfuur in de hoogste versnelling van de wandelpas die ik samen met Luca ontwikkeld heb; gaan we voor de slome versie, dan kunnen we ons gezamenlijk buitenzijn oprekken tot ruim een uur.
Bonte bloemen, en dan staat daar een akelig interessante, uit zijn krachten gegroeide… precies. Ik weet niet meer hoe deze plant heet. Of wacht, ik weet het wel, maar ik durf bijna niet te bekennen dat ik ze door elkaar haal. Berenklauw en fluitenkruid. Voor de mensen die nu over de kwestie wel-of-geen-n vallen, heb ik slechts een advies, de website van de taalunie bezoeken. Daar kan je het best snel op terugvinden. (Have fun, suckers!) Ik zal de berenklauw beschrijven, en u begrijpt dat ik voor de naam heb gekozen die mij het best bevalt.

Met de Mac Air op schoot, in mijn atelier, dwalen mijn ogen even over de eerste schets van een mogelijkheid tot een getekende versie van een mentaal landschap, en dan gebeurt het: de bloem of plant of zal ik het gewoon een stuk onkruid noemen, doemt op als een astraal lichaam in de deuropening. Want zo groot was hij, ik ben hier niet aan het overdrijven. En reus van een onkruid, met grote, witte, bloemkoolachtige bloemen, flink bezocht door bijen, overigens. Nee, niet de verbeelde versie in het hier en in het heden, maar die van zonet, toen ik nog buiten was. Goed. Nu stuur ik mezelf naar buiten en daar loop ik weer. Voorbij het joekel en mijn onzekerheid. Ik heb mijn hoofd geschud omdat het een indrukwekkend stuk onkruid was en ik haalde mijn schouders op in het verder lopen bij de bevestiging van een aantal bevindingen, twee, om precies te zijn. Gek, zeker dat ik was en ben, over a) de status van van de plant, waarmee ik het toch wel enigszins als denigrerend op te vatten woordje ‘onkruid’ bedoel, en opvallend dat ik b) intens twijfel over de juiste naam.