Omstreden sentiment

20 november 2013

Mag je ontroerd zijn door iets wat iemand je vertelt over een boek dat je nog (bij lange na) niet geschreven hebt? Een vriend stuurde me een berichtje. Weet ik nog precies wat ik aan hem vertelde? Ik weet nog wel wanneer het was, een maand of wat geleden, ik weet ook nog precies waar ik zat (in het huis waar hij samenwoont met vrouw en kind, in hun woonkamer op de rechterkant van het bankstel, met hem aan mijn linkerzijde, en zijn vrouw tegenover me op een poef aan het raam terwijl de zon over haar linkerwang streek) en hoe hij keek. En zij dan. De baby was naar bed en dat was goed ook want anders had hij ook zo gekeken. Soms kom je mensen tegen die vatbaarder zijn voor een andere dimensie dan gewone mensen. Waarom zeg ik niet gewoon wat ik bedoel? Doe ik dat dan ooit? En kan je een twee drie rechtdoen aan het superstitionele in blogverband? Hoor ik nu iemand zeggen dat het kan wel kan? Bij uitstek zelfs? Echt? Zeker wanneer je deze mensen al een beetje kent en de vatbaarheid kunt plaatsen? (Of hoor ik iemand piepen over heldere taal en begrijpelijkheid? Kom maar op, zeg ik dan. Nou? Iemand?)

‘..en dan probeert haar jongste broer haar te beschermen. Hij weet dat ze kwetsbaar is met deze gave..’

Ik begon aan het blog op zaterdag 16 november 2013 toen de intocht van Sinterklaas met zijn leger van springerige, geschminkte, omstreden levende symbolen van verdrongen Nederlandse uitingen van kolonialisme volop aan de gang was. Ik had druk schrijvende geen zin om op Twitter te kijken of naar de NOS live stream van De Gebeurtenis of naar wat er dan ook op mijn aaifoon te vinden was aan instant up-to-datisme. Ik wilde stilstaan bij dit moment, het mijne potjandorie, als reactie op een sociaal mediaal gestuurd berichtje van de bovengenoemde bijgelovige vriend. Hij heeft onthouden waar mijn tweede boek over zal gaan.

Ontroering kan iets te maken hebben met erkenning. Zou het? Een omstreden sentiment. Onverwacht stuurt iemand mij een stukje gevoel, ik zal de boodschap niet weergeven, een parafrase is voldoende: hij ziet, op grond van wat ik hem vertelde, enorm naar mijn tweede boek uit. Weer voel ik het, een korte ‘pang!’ in mijn hartstreek. Het doet me iets, al weet ik niet meer precies wat ik hem vertelde. Dat ik hem iets heb verteld over een van de hoofdpersonen moet het geval zijn, en dat zij lijdt aan een vorm van, tja, helder-, eh, -voelendheid. Hoor ik iemand al ‘iew’ zeggen?

En ja, toen gebeurde het zowaar, dat ik het volgende wist op te tekenen: ‘Vandaag, zestien november in het jaar tweeduizendendertien, om vijftien uur nul één, verklaar ik het schrijven van mijn tweede boek, waarvan ik de titel toch nog geheim wil houden, of-fi-cieel voor begonnen.’
Het is vreemd om beginnend romanschrijver te zijn, en babysteps te mogen/moeten zetten in ja wat heet de literaire wereld. Dat iemand verlangt naar een stukje fictief leven van een ternauwernood geboren, pardon, ontworpen personage, een meisje, raakt ergens kant noch wal, maar het doet me goed. Waarvan akte.