Wende in Wéris

20 juni 2018

Ik zou van een menhir kunnen houden als van een mens, zeg ik tegen mijn man. Dat weet je. Hij knikt. Ooit legden we in Drenthe precies tegelijk onze handen op een hunebed. Zoals twee ouders die hun kind een welterusten wensen.

Wende in Wéris.

Hoe je een stenen wezen van dat gewicht in de kofferbak van de Renault Clio tilt, mag Joost weten.

We zijn op vakantie omdat we het leuk vinden om de voor ons belangrijke momenten op plaatsen te vieren die dit gevoel op passende wijze omlijsten. We voelen ons verbonden met de energie die sinds eeuwen door de bezielde natuur aan ons mensen wordt doorgegeven. Morgen is de langste dag van het jaar. We vieren de zomerzonnewende dit keer in het Belgische Wéris, een dorpje in Wallonië waar de tijd stil lijkt te zijn gestaan.

Het paleis van de doden, een boek over hunebedden, dolmen, menhirs en andere megalithische fenomenen, dat ik jaren geleden aan mijn man heb gegeven, dragen we beurtelings onder de arm zoals reli-types hun bijbel. Soms vinden we de specifieke steenformatie niet. Dan staan de coördinaten in het boek van Clérinx juist aangegeven, maar wordt hij op het plattegrondje, door ons in het plaatselijk museum bemachtigd, La Maison des Mégaliths, visueel verzwegen.

Wende in Wéris.

We bepotelen het gelamineerde kaartje met onze bezwete handen.

Vandaag in de toenemende hitte treffen we een lastig te vinden geval, een kleintje, appt mijn man lief, de menhir van Heyd, hij is vast vooruitgelopen. Ik ben onder een brede wilg blijven staan wiens bemoste takken mij moederlijk kronkelend verkoeling bieden. Ik maak me zorgen over onze auto die ik in een provisorische parking in een haarspeldbocht aan de rand van een steengroeve heb achtergelaten. Je moest volgens Clérinx een smalle landweg op, de auto op een veilige plek parkeren, en dan een stukje lopen.