Zomertijd

25 maart 2018

In de supermarkt riep het meisje achter de kassa iets over zomertijd naar het meisje bij de bloemen. Tien meter aan geluidsgolven strekte uit tussen de twee in netjes gestreken werkshorten gestoken van een onbestemde kleur groen, een derde winkelmeisje legde een grote fles vol klotsende jus d’orange op de lopende band, daarachter stapelde ze netjes drie bakjes op elkaar met gemengd en voorgesneden fruit. De bakjes waren bestickerd: ‘Zonde om weg te gooien!’
Een reusachtige navelsinaasappel dreigde weg te rollen.

‘Ho,’ riep ze. Het hielp. De lopende band kwam tot stilstand.

‘Aloha. Gaan we gezond doen vandaag?’ vroeg het meisje achter de kassa. Weer riep ze iets naar het bloemenmeisje. Dat het tijd werd voor de zomer. Zoiets. De handen van het bloemenmeisje bewogen rondom rozenstelen, een raar, raspend geluid nam toe in volume. O. De stelen werden machinaal van doorns ontdaan. Efficient.
‘Ho!’ zei het fruitmeisje weer, ‘wat een teringherrie. Beetje vroeg, hoor! Ellendige zomertijd. Ik moest een uur uit mijn nest kruipen om hier te openen.’
‘Dat is gelukt,’ zei het kassameisje, ‘nu de rest nog.’

Het fruitmeisje zuchtte, pakte de sinaasappel van de band en bracht hem langzaam naar haar neus. Ze rook er even aan met gesloten ogen.

‘Rust in de tent,’ zei het kassameisje zacht.
‘Kassa gesloten,’ zei het fruitmeisje ferm.

‘Kom, we gaan naar buiten, zomertijd!’ zei het bloemenmeisje en draaide de ontdoornde rozen in luider dan luid ritselend cellofaan.