Fragment


Lalalanding

Reserveren
Natuurlijk hoop ik dat jullie nieuwsgierig zijn naar het boek. Misschien wil je een exemplaar reserveren (online) of telefonisch bij de boekhandel. Dat is fijn voor iedereen die aan het boek heeft meegewerkt!

Sticker
Voor de promotie van Lalalanding ontwierp ik een sticker gebaseerd op het boekomslag. Tijdens de online Boekenweek (6-14 maart), twee weken voor de verschijningsdatum van Lalalanding, willen we op heel veel plekken in Nederland stickers plakken! De sticker is tijdelijk. Buiten is duidelijk, waar je mag plakken, en waar beter niet.

Wil jij Lalalanding-stickers ontvangen zodat ook jij kunt stickeren in jouw buurt?
Mail ‘Lalalanding-stickers‘ naar [email protected] o.v.v. je postadres.

Daar zijn de jongens van de reiniging, met hun bezems en hun wagens, ze openen de waterkranen in de straten, zo wordt het vuil van de nacht door de stroom meegenomen, de peuken, kranten, lege flessen, het zout der aarde, in de gladde goten naast de stoepjes vloeit het af naar de putten, van de putten naar de riolen, onder de putten en de straten. Grauw is het water, grauw. Ook bij de buren luistert samenleven nauw. Na pisser, revolutieroepen, klaarkomen van je vader, het eerste stromen van het water, leeft ook hun ochtendherrie op, en ongewijder dan bij jullie. Hoor maar, iemand schreeuwt moord en brand om een schone po, aan de overkant van de straat wordt een luik met veel kabaal opengevouwen, een broodslaaf loopt op een korst te kauwen. Parijs wordt wakker. Je hoort Odilette woelen naast de allesbrander, je doet je best om stilletjes uit je bed te glijden, maar je voeten landen bonkend op de vloer.
‘Jean!’
Dat is je moeder weer.

‘Geneviève!’


Je vader maakt er een geintje van.


‘Prijs je gelukkig, liefste, dat we nog leven, met elkaar, in elkaar, boven op elkaar. Leve de liefde.’


Weer hoor je het bed van je ouders kraken, je moeder giechelen als een meisje, mais non, denk je, niet weer, doe dat ’s nachts.
‘Jean?’



Odilette is ook wakker. Jammer. Je kunt uren naar haar kijken, en dat weet ze.


‘Momentje!’



Ze doet of ze slaapt, gesloten ogen, door de spijlen van het bed laat ze een arm bungelen, haar benen trappen iets onzichtbaars weg.
‘Lieve gek,’ fluister je.Wat een gevoel voor drama heeft je lieve zus, ze weet goed dat ze erbij ligt als een dooie.
‘Bonjour, Odilette, ma chérie.’



‘Jean?’



Je weet wat ze van je wil, het is een spel dat jullie spelen, voor je vader ben je De Denker, met je zusje ben je meer de jongen van het beeld De kus. Twee beroemde beelden in het Rodin-museum, en omdat jullie toevallig ook Rodin heten, maar geen familie van hem zijn, mogen jullie op zijn verjaardag gratis naar binnen.
Of je haar wilt toedekken, vraagt Odilette, dat tussenspel van willen en verlangen speelt ze meestal na jullie omhelzing.
‘Ik wil met je trouwen, Jean,’ zegt ze. Het is een stomme grap. Odilette is veertien, ze is van net voor de oorlog. Je negeert het geintje, dat is de beste strategie.
‘Morgen mag je weer fijn naar school, Odiletje.’



Bij het woord ‘school’ krimpt ze ineen.



‘Ik ben bang.’



‘Je bent bang. Waarom ben je bang, lief zusje van me? Omdat je aan de hele klas moet voorlezen? Je leest mama ook altijd voor, dat kun je prima.’
‘Merci. Nee, dat is het niet, Jean.’



Ervaring heeft je geleerd om een moment te wachten. Je wacht. Buiten hoor je kinderen schreeuwen.