Tuinhuis

23 maart 2013

 
In het museum voor Armando's HausFoto: Cor Bakker

Zelden lees ik een titelbordje bij een schilderij in een museum. Deze zin bevat een levensgroot cliché waar een beetje hedendaagse, vernieuwende, wereldverbeterende, provocatieve kunstenaar zich een rotje aan moet storen. De zin suggereert de dominantie van de schilderkunst in museaal verband. De zin impliceert algemeenheden die allang door de kunsthistorie en de praktijk van de doorsnee kunstliefhebber zijn ingehaald, en dan beperk ik de betekenis van dit laatste woord heus niet alleen tot de kunstverzamelaar. Ik denk ook aan de gemiddelde museumbezoeker die net zo makkelijk een videoregistratie van een performance van iemand als Mike Kelley tot zich neemt als de achter vitrineglas gevangen lithootjes van Luc Tuymans. Ik noem maar even een paar namen van kunstenaars wiens werk de afgelopen maand te zien was in het museaal toegankelijke. 
Ofwel, ik weet dat ik dit blog niet zo had mogen beginnen.
Er is natuurlijk een comeback geweest van de schilderkunst, want deze is, naar het schijnt, alweer op zijn retour. Meteen moet ik mezelf weer corrigeren want ik had moeten zeggen: er is een comeback in de belangstelling voor de schilderkunst geweest door de verzamelaars van schilderkunst, en zo heeft de markt de vraag min of meer gedicteerd en menig kunstenaarsloopbaan tot grote hoogten weten te verheffen. Maar goed. Ik sta zelden in een museale ruimte puur en alleen naar schilderijen te staren inderdaad. Maar de uitzondering bevestigt de regel, en zo stond ik vorige week zaterdag naar grote olieverfschilderijen te staren.
En het was dit keer ook meer een mooie aanleiding om twee dierbare vrienden, een ouder echtpaar, beiden ook kunstenaar, te treffen na een lange tijd van afwezigheid in elkaars leven, in het Amstelveens Cobra Museum. Schilderijen dus, van Armando. Het schilderij dat mij met magnetische kracht naar zich toe zuigt, is een veld van groenen. Ik zie er een tuin in, het zou ook een park kunnen zijn, of een akker met piepjong graan. Het maakt me rustig en onrustig tegelijk. Mijn vrienden lopen allang verder, hij draait even zich en neemt met een kleine glimlach mijn foto. 
‘Hij neemt ook een foto van het titelbordje, hoor!’ zegt zijn vrouw vrolijk tegen mijn onwillige gezicht, ‘is handig voor als je thuiskomt en je bent van de weeromstuit vergeten wat je hebt gezien.’
 Het materiaal, het jaar, en hopelijk een detail dat vermeld wordt. Ik wuif dat het helemaal niet nodig is, sterker nog, ik weersta de neiging die ik heb om naar het bordje toe te lopen. Voor mij is helder waar ik sta, de herinneringen aan mijn eigen kindertijd kruipen over mijn schouderbladen, trekken als stuipen door mijn ruggenmerg, kietelen als grassprieten tegen mijn oorlellen. Ik ruik vers gemaaid gras, sorry voor alweer een nieuw cliché. Ideaal was het vroeger in het huis van mijn vader helemaal niet, maar in de tuin kon ik mij als kind verstoppen voor alles wat maar rook naar ruzie, slecht verbonden wonden van oud zeer. Hier in de museumzaal van het Cobra, met de gigantische glazen ramen die de bezoeker zicht gunnen op een strookje Amstelveens idylle, de sloot, de treurwilgen, mooi verzorgde struiken, en die, voor de enkele passant aan de overkant van het water, de bezoeker een dralend onderdeel van het werk maken, stap ik vooruit, drentel achterwaarts, in de wens van de geschilderde tuin het mijne te maken, niet omdat een bordje mij dit dicteert, maar omdat mijn gevoel van mijn rug een soort antenne maakt. Een tuin, zeg ik je. Ik sta voor een tuin. Groot is het doek dat mij groen in vierkante meters in niets hoeft te overtuigen van zijn gelijk. Thuisgekomen vind ik de foto’s van het gezamenlijk museumbezoek reeds in mijn mailbox. Daar sta ik dan, alsof het een moment is van lang geleden. Ik houd mijn mobiele telefoon vast, de kluissleutel geklemd erachter. Het bordje veeg ik meteen digitaal weg. Alsof de oude vrienden in mijn kop hadden kunnen kijken, is het geen toeval dat de volgende email enkel een grauwig fotootje van het titelbordje bevat. Ik open het bestandje en lees: ‘Armando, Das Haus (Het huis), 12 juni 2009. Olieverf op doek.’ 
Een huis, geen tuin. Heb ik er dan werkelijk niets van begrepen?