Onbeschermd
13 juli 2013Nu de lagere scholen vrij zijn in Amsterdam, wordt het stiller en stiller in de stad en wanneer straks de ‘bouwvak’ begint, is het helemaal genieten geblazen. Niet dat ik van plan ben de hele zomervakantie in de stad te blijven; maar een echte vakantie zit er sinds mijn reis naar Amerika, het verliezen van een leuke bijbaan, en de broodnodige aanschaf van een lief tweedehands autootje, niet meer in. Het grote hopen is op een kennis die iemand kent met een appartement in de Alpen, op zoek naar twee aardige mensen en een hond om het tijdelijk te bewonen, maar de kans is groter in een gebied waar het moeilijk is om mensen warm voor te krijgen. Roept u maar.
Ondertussen ben ik happy bezig in de studio. Vanuit de stilte werk ik beter momenteel en het jongleerproces tussen schrijven en tekenen lijkt minder slopend dan anders te verlopen. Tussen de bedrijven door sluip ik met de hond naar buiten om werktuiglijk het vaste rondje rondom begraafplaats Huis te Vraag te maken, via het Jaagpad, rond een kaalgegraasd weiland met twee zwarte merries die het hongerig op de heupen krijgen zodra ze mij zien, hond of geen hond.
Om beurten worden ze door mij bijgevoerd. Ik trek lange grashalmen uit de drassige bosjes die om de steunpalen van het hek staan. Aan de kant van de paarden is het kaal en droef, aan de andere kant, de mijne, is het groen en rijk begroeid. Want het zijn niet alleen grashalmen die er groeien, een uitgebreid assortiment aan veldbloemen en onkruidachtigen staan er groepsgewijs en soms wat meer verspreid gewoon tussen. De paarden maakt het niets uit, ik probeer maar wat, maar als ik de wortels van de plant weet mee te trekken, bedekt met aarde en viezige kleine insectjes trekt mijn hand zich als automatisch terug voor de gulzig happende bek (pardon, een paard, dus mond) van het dier, en ik schud de plant zolang tot hij schoon genoeg is voor consumptie. Het is best een klus, want hoe langer ik aandacht schenk aan de plant (van een mij onbekende signatuur helaas, met merkwaardige klokachtige bloemen al is het woord bloem ook niet helemaal ladingdekkend ben ik bang) des te meer onvolkomenheden ik aan hem weet op te merken, en wanneer ik opkijk om de redelijk gereinigde plant aan een van de paarden aan te bieden, merk ik dat ze beiden zijn verdwenen. Uit het weiland bij de schuur waar ik normaal gesproken niemand zie, staat een man, wat dikkig in de buik, met stevige en waarschijnlijk sterke armen, een hoeveelheid stro met een hooivork uit een baal op de grond te trekken en in een ruifje te steken. De paarden staan ernaast, dicht bij elkaar, de hoofden eensgezind richting ruif. Ze staan zo stil, zonder enig teken van een vorm van inspanning, alsof ze daar altijd gestaan hebben, en niet hier, waar ik ben, met mijn schoongepoetst stuk krachtvoer, speciaal voor die twee daar opgegraven. Een passant zou, mocht hij eerst het oog op de paarden laten vallen, met in de voorgrond de man (want zo is nu de situatie) kunnen denken aan een vast voedermoment, terwijl hij opeens met stevige passen doorloopt en aan mij vervolgens vraagt, op strenge toon, of ik met mijn handen van een beschermde plantensoort wil blijven.