Zomertijd

2 april 2015

Ik word wakker doordat mijn vriend me schudt. Meestal ben ik degene die hem port wanneer hij mij uit slaap snurkt. Is er iets, mompel ik. Iets. Iets ergs? Nee. De wekker dramt al een tijdje door en doorgaans ben ik er allang uit. O, zomertijd, wat doe je ons aan! Met jetlag beentjes was ik al een verregende zondag door gestrompeld, op muffe maandag leek beter te gaan met mijn fysieke conditie, maar door de wekker slapen is me in lange tijd niet overkomen. Het moet niet veel gekker worden.

Een uurtje lijkt niets, maar vlieg je terug naar Amsterdam vanuit New York, om even een voorbeeld te noemen, en ben je de mazzelaar die direct vliegt, dan is er een tijdsverschil van zes uur. De standaard jetlag uitdeuk tijd is per uur tijdsverschil een dag van matheid, moeheid, fysiek herstel. Hm, dus mijn vlieger van vergelijkend gewicht gaat niet op, helaas.

Waarschijnlijk probeer ik, en met mij vele anderen, te goed mijn best te doen om van de zomertijd geen enkel punt te maken. Op de normale tijd opstaan, de avond ervoor naar bed zoals altijd en verder schouders ophalen en aan het werk. Maar de werkelijkheid leert dat ik moe ben, huilerig, prikkelbaar. Dat is vast niet alleen te wijten aan de zomertijd, zal iemand nu denken. En iemand die mij goed denkt, heeft nu woordjes als ‘menopauze’, ‘repetitie stress’, en ‘mantelzorg’ om zijn of haar hoofd gonzen.