‘And how are you today?’
21 juni 2013Je kunt geen winkel of galerie in San Francisco binnenlopen, of je wordt op deze bijzonder vriendelijke wijze begroet. En het is prima, heb ik gemerkt, om de vraag op even vriendelijke wijze terug te kaatsen, al zal je daar niet steeds een antwoord op krijgen: ‘How are you?’
Sterker nog, meestal krijg je geen antwoord; de afwezigheid van een eventueel ‘I am fine, thank you,’ gemaskeerd door een keurige glimlach. Het ‘And how are you today?’ is een retorische vraag en nu ik dit opschrijf, begin ik te twijfelen aan de accuratesse waarmee ik deze zin weergeef. Ik meen me te herinneren dat de vraag spontaan klinkt, welgemeend, maar dat het eigenlijk onmogelijk is, aangezien de vraag steeds uit dezelfde woorden bestaat, en niet meer is dan een onderdeel van een repertoire.
Nu ik me ruim een week toeristisch laaf aan deze adembenemend mooie stad, ben ik verbaasd over mijn behoefte om de unaniem tentoongespreide vriendelijkheid aan een onderzoek te onderwerpen. Betwijfel ik de oprechtheid van een goed uitgevoerde vorm van werktuiglijkheid? Het is flauw om te zeggen, maar de vriendelijkheid – ik wilde bijna zeggen lieflijkheid – waarmee de zin wordt uitgesproken, is bijna niet uit te leggen. Je moet het horen en het gezicht van de persoon die de zin presenteert, in het echt zien.
Omdat de familieleden die ik hier tref aan de oostkust van Amerika wonen, en net als ik in San Francisco puur op visite zijn, ofschoon meerdere leden aan Berkeley (University of California) hebben gestudeerd en hun bezoekersstaat niet zo puur of zelfs virginaal is als de mijne, klinkt er uit hun kelen een constante stroom van goedkeurende commentaren op de opvallendste verschillen in publiek sociaal gedrag tussen de bewoners van de oostkust en die van de westelijke kusten. De hierboven geschetste vriendelijkheid in winkels is er een van, al weet ik niet goed of mijn zojuist gebruikte predicaten ‘publiek’ en ‘sociaal’ wel de lading dekken. Nu zijn uitingen in semi publieke ruimtes als winkels en andere plekken waar je als betalend bezoeker, klant, cliënt (of hoe je het ook wilt noemen) komt, niet betrouwbaar wanneer het erom gaat criteria te vinden om bepaalde positieve eigenschappen van een bevolkingsgroep aan af te meten. Al zou het me niet verbazen dat er aan de manier waarop men service verleent aan een betalend bezoeker in wat voor land dan ook ettelijke serieuze sociologische studies zijn gewijd.
Aan de andere kant is het natuurlijk goed mogelijk om deze openingszinnen op een specifieke locatie te onderzoeken, ofwel het onderzoek te versmallen, de locatie te beperken tot bijvoorbeeld alleen plekken die ik zowel thuis als hier frequent bezoek zoals de supermarkt en de drogist. Laatstgenoemde meld ik niet zomaar. Ik bezit een gênante aandrang om iedere drugstore in de US aan een nader onderzoek te onderwerpen, omdat ze krankzinnig groot zijn, en er de meest misselijkmakende farmaceutische producten over (en niet onder!) de toonbank gaan, kortom, zonder doktersvoorschrift (mogen) worden verkocht.
En laat ik vooral de bakker niet te vergeten, om de hoek.
Het probleem is dat het punt dat ik wil bewijzen – gevoed door opmerkingen van mijn familieleden dat de westkustbewoners erom bekend staan in het algemeen een bepaald soort vriendelijkheid tentoon te spreiden – na een week al nauwelijks meer te bewijzen valt. De vriendelijkheid die me gedurende de eerste dagen gewoonweg overviel, is inmiddels gaan wennen, en ik durf te wedden dat het me straks, wanneer ik de bakker binnenloop, zal irriteren. Bovendien vraag ik me af waarom het zo belangrijk is, de vriendelijkheid. Pardon. De vriendelijkheid in winkels. Want daar was het mij in de eerste plaats om begonnen.
Vriendelijkheid met een toonbank tussen de twee betrokken partijen kan namelijk ook behoorlijk ‘creepy’ zijn. Want wie herinnert zich niet het ronduit angstaanjagende zinnetje ‘Heeft u alles kunnen vinden?’ waarmee het personeel van diverse Nederlandse drogisterijen een jaar of wat terug opeens was geïndoctrineerd, een met bijna voelbare weerzin uitgesproken zin dat hen door de ijzeren glimlach waarmee deze verpakt was in een oogwenk van eerlijke, stugge dames in een leger van moeizaam glimlachende winkelmeisjes veranderde, een soort dat we doorgaans vooral kennen van soap series en films uit de, juist ja, Verenigde Staten.
Ben ik hypocriet of ben ik gewoon vergeten hoe onplezierig plezierig ik het vond, de eerste keren op bezoek aan de Oostkust, aan New York, toen de ‘How are you’s’ me onder het flitsen van een gepleisterde glimlach om de oren vlogen. Is dit zo normaal geworden, niet alleen daar maar ook in Nederland (hier) dat de westelijke twist aan de frase me ineens als iets van hogere authenticiteit weet te verrassen?