Luxe leven

24 februari 2013

Op donderdag wandel ik door de zonovergoten straat en ik geniet. Zo moeten de mensen zich voelen die nu op wintersport zijn. Wat een luxe, die zon. Ik haal mijn handen uit mijn zakken en vervolg mijn wandeling met losjes zwaaiende armen. Op mijn iPhone geeft de weer applicatie aan dat het slechts twee graden boven nul is, hetgeen ik betwijfel, maar dan bedenk ik dat de gevoelstemperatuur flink kan afwijken van hoe koud of warm het buiten in werkelijkheid is. Met de zon op mijn gezicht ben ik ook even op vakantie, en wanneer ik door mijn knieën zak en doe of ik twee skistokken onder mijn armen klem, hap ik gratis en voor niets mee van het witte geluk dat de wintersportvakantie in het vroege voorjaar voor het gros van de hardwerkende Nederlander betekent, soms wel duizend kilometer hier vandaan. Helaas heb ik geen vakantie en voert de straat me van mijn huis naar mijn atelier waar ik weer een dag aan het werk mag gaan: de wandeling in de frisse buitenlucht is ontspannend genoeg. Ik werk buitensporig veel. Natuurlijk onderneem ik activiteiten die niet werk gerelateerd zijn; toch heeft vrijwel alles wat ik onderneem of met dom geld verdienen (bijbaantjes) te maken dan wel met werk (tekenen, schrijven, fotograferen, galerie bezoeken, onderzoek doen, lezen, denken, onder andere). Een heerlijk leven, echt! Hard, dat wel, armoede ligt soms op de loer, maar ik zou voor geen goud met iemand anders willen ruilen. Op vakantie gaan in een land vol bergen bedekt met sneeuw, ik moet er niet aan denken.

Vroeger had ik al een hekel aan de verplichte wintersportvakantie, de kou, de lange reis, het aan een stuk door moeten rijden om een hotel onderweg uit te sparen, en dan met zijn vieren (ouders, broer, ik) in een vakantieappartementje twee weken lang tegen elkaar aan te moeten kijken en uiteindelijk aan een stuk door ruzie te maken. Verwend, moi? Nee. Om dit te bewijzen zou ik een paar anekdotes kunnen opduiken die zelfs de doorgewinterde lezer de ogen zullen doen springen. Echt waar. Leuk was het bij ons thuis in het algemeen niet, en tijdens de wintersportvakantie was het misschien even minder erg omdat mijn vader opgelucht was om van zijn ellendige baan bevrijd te zijn maar toch. Het was met de beste man altijd oppassen geblazen. Hij ontstak om werkelijk niets in blinde woede en op een berg kan je niet echt lekker kwaad worden want die zegt niets terug. Niets! Een van ons moest het op een gegeven moment ontgelden. Pats! Ach, in de beste families komt dit voor.

Ik loop verder en denk aan al die driftig skiënde mensen. Skiet Nederlands beroemde echtpaar Henk en Ingrid ook, is deze vorm van vakantie niet aan hen besteed of juist helemaal niet aan rang of stand gebonden? Loop ik niet hopeloos achter in mijn idee dat speels stuiven door de sneeuw met een sexy après-ski gebeuren na afloop helemaal niets met luxe te maken heeft maar eerder een equivalent is van of beter nog een alternatief is voor het vieren van Carnaval? Wat stelt het eigenlijk voor om naar de sneeuw te rijden en de bergen wanneer je door het jaar heen je hand niet omdraait voor een reisje naar Cuba, India of Lanzarote? Toch zet ik de poppetjes in mijn hoofd in de stoeltjes van de skilift. Ik maak ze voor het gemak even van divers pluimage, sociale ladder technisch gezien. Gekleurde skipakjes, hippe zonnebrillen, gebruinde koppen. Geinig. De gewone mensen zoals jij en ik, naast de meer bemiddelde mensen, dan de rijke mensen, en daarboven dan de puissant rijken, waarvan sommigen misschien wel zo rijk zijn dat ze een eigen piste hebben, stel je voor! Een eigen gletsjer om in te vallen, dat is dan wel weer minder, want wie moet je dan de schuld geven, potjandorie! Het doet me denken aan het waargebeurde verhaal van de arme, rijke man die, een jaar geleden alweer, met zijn beste vriend in de omgeving van het Oostenrijkse dorp Lech op skisafari ging, en door een lawine werd verrast. Een prins. Omdat het alweer een jaar geleden is, en de familie van de man dit jaar gewoon weer wilde skiën, gewoon omdat dit nu eenmaal traditie is, werd het lot van de rijke man in de plaatselijke kerk in het bijzijn van de familie, de vrienden en de dorpelingen herdacht. Sneu en ontroerend, een slecht aflopend sprookje, een waar spookbeeld: de prins die stil als een plant, klein als een kind, levenloos als een lijk in een wit ziekenhuisbed met zijn bewezen twee procent menselijk bewustzijn te wachten ligt tot iemand het fatsoen heeft om de stekker uit dit schrijnend nutteloze bestaan te halen. Prins Friso, wat een leven, het leven van een prins, ach.
En vroeger? Met zijn ouders op vakantie, de twee broers, de hofdame en het kindermeisje, hoe zal dit eigenlijk zijn geweest? Ze vlogen naar hun oord, en kwamen aan in het sjieke skidorp Lech dat toen nog voorbehouden was aan de happy few, na een reisje dat zonder enig gevaar was vergeleken met de tocht die mijn familie moest ondernemen; een autorit die om vier uur in de nacht begon, een rit die tegen het einde van de reis spannender werd, met bergen, hogere bergen, sneeuw, en meer sneeuw die begon te vallen en mijn vader die vloekend de kettingen om de banden moest leggen in een bocht van de weg, terwijl ik door het autoraampje naar beneden het ravijn inkeek.