Origineel

17 augustus 2013

Met een dierbare jeugdvriendin struin ik op een regenachtige nazomermiddag rond in het Amsterdamse Foam. We bewonderen met instemmend gemurmel de modefotografie van Edward Steichen, grootmeester van het grijspalet, een tentoonstelling die eer betoont aan een fotograaf met een absurd goed oog voor de plaatsing van zijn modellen in een ijzingwekkend strakke setting. Compositie en minimalisme. Mooi.
Gaat dat zien, zou ik meteen willen zeggen, en zoek dan ook even het antwoord op de volgende vraag: zijn de foto’s die getoond worden originele afdrukken uit de tijd dat de foto’s gemaakt zijn, of zijn het speciaal voor de gelegenheid van de tentoonstelling gemaakte nieuwe prints van de originele negatieven? Steichen maakte de getoonde foto’s in opdracht van Vogue en Vanity Fair in de periode tussen 1923 en 1937, en omdat nergens staat vermeld om wat voor soort afdrukken het gaat, hetgeen behoorlijk ongebruikelijk is, mogen we ervan uitgaan dat de afdrukken stuk voor stuk vintage prints zijn, originelen. Puntgaaf gebleven, goed geconserveerd. Alleen is het moeilijk voor te stellen in een tijd waarbij kopieën steeds vaker het zogenaamde origineel om allerlei redenen moeten vervangen, en het gros van het publiek meer en meer moeite leert hebben om analoog van digitaal te onderscheiden. Al is dit natuurlijk weer een heel andere kwestie. En vandaag is dit gelukkig niet aan de orde. Het gaat hier om het echte werk, de originelen dus. We moeten het alleen nog een paar keer tegen elkaar zeggen, mijn dierbare vriendin en ik, want we vinden het moeilijk voor te stellen. Het is een krankzinnig grote hoeveelheid werk die aan de muren hangt. Een batterij sponsornamen vormt het sluitstuk van de introductietekst en het is tot nu nog nauwelijks voorgekomen dat ik van een koude kermis thuiskwam als ik dit museum had bezocht, maar toch. We hebben het natuurlijk over fotografie en geen peperdure schilderijen. Met de dramatische wending van de Kunsthalroof nog vers in het geheugen, zou het me niet verbazen wanneer straks geen enkel origineel schilderij het daglicht (of beter gezegd, museaal kunstlicht) nog mag zien. Wellicht zullen slechts de kopieën van originele, kostbare kunstwerken het gemoed van het publiek moeten beroeren.
Wat de fotografie betreft, heb ik nog niet mogen meemaken dat een museum het presteert een digitale versie van met name een beroemd werk aan de muur te hangen. Wel worden vaak nieuwe afdrukken gemaakt, ook omdat het goedkoper is.
Mijn verwarring betreft vooral de toenemende afwezigheid van transparantie over hoe een tentoonstelling tot stand komt. Misschien kan ik het uitleggen met een anekdote, en kort mijn ontroering schetsen toen ik in de Fraenkel Gallery in San Francisco in juni van dit jaar oog in oog stond met een werk van de beroemde Japanse fotograaf Sugimoto. De kostbaarheid van het werk in een galerie – die meer om een commercieel dan om een cultureel educatief gedachtengoed draait zoals een museum – springt meteen in het oog door het prijskaartje dat erbij hangt. Ook de schoorsteen van de Fraenkel Gallery, een van de meest prestigieuze galeries in California, moet roken. Het gevoel naar iets van waarde te kijken, wordt niet alleen gevoed door deze expliciete informatie; het wordt versterkt doordat er slechts één exemplaar hangt van een werk van de desbetreffende kunstenaar. Oké, oké, ergens is het appels met peren vergelijken, kunst in een museum versus kunst in een galerie, maar hoe langer ik erover nadenk des te vreemder ik het eigenlijk vind dat de verschillen zo groot zijn. Enthousiast ben ik zeker over de Steichen expo in Foam, begrijp me niet verkeerd. Er was overigens meer te zien in het museum. Veel meer. En achter dit blogje gaat geen geheime agenda schuil, namelijk om een lans te breken voor de kwaliteiten van bepaalde musea in Nederland. Ik verbaas me voornamelijk over de verbazing die ik en mijn medemuseumbezoekster voelden over een stukje onwetendheid die ons afhield van een pure, en nu komt het, cultureel historische, ervaring. Ik verwachtte geen honderden Steichen foto’s aan te treffen. Misschien ontstond daardoor ook verwarring. De hoeveelheid. In deze tijd, dat kan toch niet? Ik twijfel, zal ik hier en nu, in het openbaar de belofte doen om het op de bodem uit te zoeken? Vooruit. Alleen valt er volgens mij weinig uit te zoeken. Het is een kwestie van een museummedewerker vragen hoe het zit. Dat had ik kunnen doen. Ik heb het niet gedaan. Ik heb de verwarring gekoesterd omdat het niet de eerste keer zou zijn dat er in een museum in het midden wordt gelaten hoe het met de technische ins & outs van een tentoongestelde foto zit. Of enkele honderden in dit geval.