Streep

3 februari 2013

In gedachten laat ik ze rondlopen, een echtpaar dat tijdens de opening van The Maiden Element zichtbaar ongemakkelijk door de galerie schuift, de winterjassen dichtgeknoopt tot aan de kin. De vrouw van het stel houdt zelfs haar handschoenen aan. Wollen handschoenen zijn het, thermo exemplaren die een krap decennium terug nog not done waren. In sommige kringen, meen ik me te herinneren, was kouwerende kleding cool om te dragen. Anno 2013 kan je in principe alles aantrekken naar een opening, in Amsterdam heerst er geen enkele dress code. Dat heeft absoluut voordelen waar ik zelf regelmatig gebruik van maak. Maar toch. De dikke handschoenen van de vrouw vallen uit de toon. Buiten was het kouder dan voorspeld, en vrijwel iedereen kwam met onderkoelde ledematen en bevroren gezichten binnen. Eenmaal ‘hier’ en niet meer ‘daar’ of beter gezegd ‘daarbuiten’ gaf vrijwel iedereen zich over aan de gebeurtenis. Daar hoort een zekere gedragscode bij die te maken heeft met overwegend sociologische factoren die zo groot in getal zijn dat ik betwijfel of ik deze via een blog zelfs maar kan áánstippen. Laat ik me tot de vrouw beperken, de handschoenen, en wat er daarna gebeurde. Ik zeg het eerlijk van tevoren: de vrouw is een product van mijn brein. Ze bestaat niet. (En de man is dus ook imaginair. Hij is haar vriend.) Ofschoon er meer (echte) mensen waren die hun jas aanhielden, vond ik het nodig om twee mensen met woorden (en woorden alleen) uit de klei te trekken. En nu ik deze twee op papier of beter gezegd digitaal fatsoenlijk a-modieus heb aangekleed – de man draagt een wollen winterjas van onopvallende snit en tint – kan ik aan een fictieve weergave van hun gesprek beginnen (al zou ik eigenlijk moeten spreken van een constructie) waarvan ik even doe alsof het me lukte om er een paar flarden op te vangen.

‘Het mooiste werk was de foto van het meisje met de veeg,’ zegt de vrouw.
‘De veeg?’ vraagt de man, ‘wat bedoel je? Welke veeg? Een veeg is een klap, wist je dat? Is er een portret van een meisje met een blauw oog? Ging het project over mishandeling?’
‘Nee, zeg, je moet wel luisteren als ik iets tegen je zeg. En je moet ook eens goed leren kijken, jemig. De stréép. Heb je die niet gezien dan?’
‘Welke streep?’
‘Een zwarte streep, aan de rand van een van de foto’s, de foto helemaal rechts, in de linker bovenhoek of beter gezegd, de hele linker bovenrand, was besmeurd met een streep, inktzwart.’
‘Inkt, ja, dat kan wel kloppen, die printers van tegenwoordig…’
‘Het was een analoge print hoor, dus dat heeft niets met inkt te maken volgens mij.’
‘O.’
‘Ik dacht dat jij over de spijkertjes zou vallen,’ zegt de vrouw.

De handschoenen van de vrouw bewegen in de lucht wanneer ze praat. Het zijn natuurlijk de handen die dit doen maar omdat de handschoenen zo opvallend zijn, zo dik, zo groot eigenlijk, nemen ze alles over. De vrouw gebaart graag, ik laat haar nog meer sierlijke bewegingen maken en wanneer ik de handschoenen een kleur van het diepste zwart toedicht en haar virtuele wollen jas wit, is het best een mooi plaatje, de vrouw met de jas en de handschoenen. De man is minder makkelijk te kneden. Ofschoon hij duidelijk bij haar hoort omdat hij net als zij zijn jas aanhoudt en samen met haar de expositie binnenstapt, is hij toch minder op zijn gemak. Komt het door de manier waarop de vrouw over de veeg, de streep begon? Spijkertjes? De man begint dichter bij de wanden waar de kunstwerken hangen te lopen, en hij neemt het allemaal in zich op, de werken die er hangen zonder lijst; in de vier uithoeken van het papier heeft de galerist inderdaad een mager, gitzwart spijkertje geslagen. De man begint hardop te tellen: ‘1’, ‘2’, ‘3’, ‘4’,… Het klinkt als een tellen tegen wil en dank, de weerzin vervormt zijn stem, alsof hij niet kan begrijpen waarom het nodig was om het werk zo zonder pardon in de muur te spijkeren. Hij raakt de tel kwijt, hij begint opnieuw, loopt naar een werk, telt nog een keer en weer raakt hij de tel kwijt, dit keer door het drukke gedoe van zijn vriendin met de sierlijke thermo handen, en wat hij ook probeert, het lukt hem niet om de bewegingen die zij maakt te negeren, hij kan niet anders dan de gebaren vanuit zijn ooghoek gadeslaan, met wimpers trillend van de inspanning vanwege zijn verzet, zijn koppigheid, de inspanning om ingezoomd te blijven op de spijkertjes: haar handen, de wol eromheen, het zwart.