Bloot

3 maart 2013

Ik probeer me te bezinnen op mijn volgende project al is het eerder een voortzetting van het huidige. Schetsen ontstaan sneller dan ik een sigaret uitmaken kan, laat staan roken, en de wanden van mijn studio hangen vol met prints van nieuw archiefmateriaal en sjablonen van de objecten die ik getekend heb. Gisteren vond ik de drukproef van mijn roman in de brievenbus, hoezee! Het pakket was door de postbode met brute kracht door de klep geduwd, die wat aan de krappe kant is, geef ik toe, waardoor de golfkarton envelop beschadigd was. Macht nichts, er zit geen boek in vooralsnog, slechts een stapel prints. Ik bereid een dag voor van virtuoos pendelen tussen schetsen in de studio en braaf in de werkkamer drukproef lezen. En corrigeren natuurlijk. Het is raar om in twee uiterste fasen te zitten, het schetsen en research op gang brengen (beeld) naast het afronden van een werk en de wereld hopelijk blij maken met het resultaat (boek). En wat deze situatie eigenlijk nog het meest typeert of, hoe kan ik het beter zeggen, op scherp zet, is het aflopen van een bijbaan zodat ik, god bewaar me, alweer op zoek moet gaan naar een nieuwe vorm van betaald werk waardoor ik mijn moeizaam bevochten positie als vrije denker en maker kan behouden. Hoe goed het boek ook ontvangen zal worden, het zal niet snel een inkomen genereren dat het bescheiden salaris (net iets boven de bijstand en dat zonder toeslagnorm) dat ik verdiende als pedagogisch medewerker van de maand zal weten te evenaren laat staan te overtreffen. Of ben ik nu erg pessimistisch? Goed, het gaat in het leven duidelijk om heel andere dingen. De steun van een paar mensen op het professionele vlak, al leidt dit ook niet meteen tot economische successen.
Glimlachen doe ik wanneer ik denk aan die keer dat mijn galerist in mijn oude atelier een puntje van een tekening dat ik onder een schetsboek had verstopt tevoorschijn trok en meteen zag (en zei) dat het goed was. De man kan lyrisch worden over een Post-It-briefje vol met minuscule krabbeltjes en vragen, geplakt op een halfvol koffiekopje. Hij is letterlijk verliefd op mijn werk, op het proces ernaartoe. Fijn. Als hij het geld van een mecenas had, dan verkocht hij elke krabbel die ik maak voor een leuk bedrag zodat ik me nooit meer in een rare bijbanerige bocht zou hoeven wringen. Maar dan nog. Was ik vroeger heel erg van het proces laten zien onderweg enzovoort, tegenwoordig vind ik dat het eindwerk voldoende voor zich moet spreken. Het liefst zonder tekst, of zo min mogelijk. (Of je maakt van de tekst bij het beeld weer een werk, prima. Als je maar niet toegeeft aan de onzinnige wens of zelfs eis van derden om schetsen te tonen van je werk. Schetsen van Rembrandt of Dumas zijn om cultuurhistorische redenen interessant, niet van mindere goden. Sorry!)

Afgelopen week hoorde ik op tv een acteur ongeveer hetzelfde zeggen. Dat het niet oké was om het publiek in de keuken te laten kijken. Maar goed, dat ging over een andere kunstdiscipline, namelijk toneel. Ik keek naar de documentaire Bloot, over een aantal acteurs van Toneelgroep Amsterdam die door zowel hun eigen regisseur als de twee documentairemakers tot tergends toe werden getergd. Ja, ik zeg dit expres zo lelijk. Hoe kan je in godsnaam zo met mensen omgaan? Ik heb huiverend gekeken en klapte in mijn handen toen een acteur tegen de regisseur zei dat hij het repeteren na een lange dag (en daarvoor een lange week) staakte en naar huis wilde. Het was half zes. Hij was moe. De spanning kon ik thuis op mijn tv-bankje onder mijn tv-dekentje voelen. Ik kreeg zin om deze mensen te zien spelen. Te steunen. En dan na de voorspelling met bossen bloemen en flessen wijn klaar te staan.

Of de acteur werkelijk kapot was of dat het in scène was gezet, doet er voor mij niet toe. Eindelijk gebeurde er iets op tv waar veel kunstenaars zich aan kunnen relateren. Dat het op een gegeven moment klaar is. Dat je je voor een paar rotcenten niet eindeloos hoeft te laten uitwringen. Nu geldt dat van die rotcenten niet voor steracteurs, maar toch. Ik hoorde de actrice die meedeed aan de docu zeggen dat ze aan haar succes een leuk appartement heeft overgehouden in het centrum, en dat is haar ook van harte gegund. Toen ze aangaf iets anders te kunnen en te willen gaan doen dan acteren, knikte ik: hoezee zuster! Het acteren doet ze goed, maar ze kan meer, een multitalent, ik gun haar een leven rijk aan rare fasen, momenten die wringen, belangrijke beslissingen die je moet nemen op het ene vakgebied terwijl je op het andere front heerlijk mag bijkomen van een lang werktraject.