Couperus en de dingen die voorbij gaan
16 juli 2017Een paar woorden bij de dood van Louis Couperus, over Psyche en mooie, oneindige kimmen.
Vandaag stierf Louis Couperus. In 1923. Hij is zestig jaar geworden. Sinds een jaar ben ik lid van het Louis Couperusgenootschap. Dat had eerder gekund. Ik houd enorm van zijn werk, de sfeer van het onafwendbare, maar ook de ironie. Hij kende de mens en zijn geheimen. Wist de spanningen in relaties meesterlijk voelbaar te maken.
Van de dood, de dingen die voorbij gaan.
Mag ik dit wel? Deze beroemde woorden parafraseren? Want zodra je ‘de dingen die voorbij gaan’ uitspreekt, hoor je de opening er gratis bij, de titel van een van de beroemdste boeken uit de vaderlandse literaire geschiedenis. Het is een zin van jewelste, en de oude mensen blijven. Vastgezogen aan jouw voelsprieten, gretig om in contact te komen met Couperiaanse fantomen.
Van oude menschen (mensen), de dingen die voorbij gaan.
Mijn liefde voor Couperus begon vroeg. In de tweede klas van de middelbare school moest je een boek bespreken dat je in de zomer gelezen had. Een lievelingsboek mocht ook. Dat was niet altijd hetzelfde. Dit boekenpraatje moest voor de klas. Call me crazy maar ik kwam met Couperus’ Psyche (1898) aanzetten.
‘Zij was altijd heel eenzaam…’
In Psyche schotelt de schrijver aan de lezer een feeëriek wezentje voor. Een naakte prinses met tere vleugels die in een huwelijk…, nee, ik vertel het liever niet. Lees zelf maar. Er staan prachtige zinnen in en woorden die we niet meer snel zullen gebruiken.
‘Achter de kimmen daagden weêr (weder) kimmen.’
Het boek had ik in stapjes gelezen omdat hij bij mijn ouders thuis in de boekenkast stond. Psyche was een boek van mijn moeder. Wat zij las, las ik. Het oeuvre van Couperus stond in rijen opgesteld, maar ook de boeken uit haar meisjestijd: Ina Boudier-Bakker met het tragische generatiedrama De klop op de deur, Nynke van Hichtum’s Afke’s Tiental, Top Naeff’s School-idyllen. Cissy van Marxveldt’s Joop ter Heul. Dat Psyche voor een twaalfjarig meisje wat hoog gegrepen was, vermoedde ik wel maar ik wist het zeker toen ik voor de klas stond. Overmand door emoties en verrast door de verbaasde gezichten van mijn klasgenootjes stamelde ik iets over een sprookje en hoe schadelijk de liefde van de naïeve prinses Psyche voor haar onnozele vader was. De kracht van Couperus. In een sprookje zijn spirituele ideëen over leven en overleven en herleven laten doorklinken. Niet bang voor wat men vond van zijn esoterische opvatting van de duisternis achter de kimmen van andere kimmen. Je kon, net als Psyche, licht maken waar nodig.
‘O, hoe ze verlangde te gaan…’