Sirene

8 juni 2013

Eindelijk een ervaring die iedereen heeft weten te omsluiten. Ideaal. Leve de sirene. Viva la Sirena! Toen ik hijgend terugfietste van de celloles die ik wekelijks geef in een huis aan de Amstel en net besloten had om ‘effe’ een tandje terug te schakelen in snelheid, stoof de eerste voorbij. Met het afgrijselijke sirenegeluid kondigde hij zijn komst vanuit de verte al aan. In pak hem beet dertien seconden ging mijn gemoedstoestand van gehaast, moe en voldaan naar totaal opgefokt. Want het was niet één sirene, één ambulance die voorbijkwam. Er volgden meer. Nog een ambulance. Een politiewagen. Brandweer? Toen ik op de kruising bij het Frederiksplein op het rode stoplicht stond te wachten, begon het me te dagen dat het niet normaal was wat er gebeurde. En nee, er was geen ongeluk gebeurd, geen brand. Dit was een demonstratie. Ik wist het zeker. Het personeel van alle ziekenhuizen, de jongens en meisjes van de politiecorpsen en de helden van de brandweermacht hadden de krachten gebundeld, bedrijfswagens geconfisqueerd en reden en masse naar… de Stopera. Ik zag hoe bier drinkende mensen van het terras opstonden om naar de voorbijracende alarmtroepen te kijken. Een vrouw deed haar vingers in de oren. Dat wilde ik ook doen maar op de fiets is het toch handen aan het stuur geblazen.

Een politiewagen die duidelijk thuishoorde in de categorie ‘Oldtimer’ en zich liet horen via een sirenetoon van een andere tijd (lager, langgerekter, als ik het me wel herinner) deed me weer beseffen dat er echt iets vreemds aan de hand was. Een demonstratie om aandacht te vestigen op het huidig rijdend en waarschijnlijk gebrekkig materieel misschien en dan een noodoproep om iets beters te krijgen? Men was het permanent oneens met bepaalde bezuinigingen? Men wilde zijn gram spuien over een verklote CAO? Tijd had ik niet om mijn twittermedium te raadplegen, ik was te gehaast om een van de omstanders, want die waren er genoeg, te vragen hoe het zat. Ik wilde naar huis. De dag was lang geweest, ik had ongelooflijk hard gewerkt, ik was de halve stad door gecrost en ik moest op tijd aanwezig zijn op een eetafspraak.
Het was pas daar tijdens dat diner dat het aan tafel tegen het einde van de maaltijd, in de anticipatiefase op het dessert, ter sprake kwam. En ik weet nu al niet meer wat de aanleiding was. Of toch wel! Iemand begon over ditjes en datjes rondom de economische kieren en gaten in de wegen die leiden naar de top van de Alpe d’Huez. (Daarover graag een volgende keer, al besef ik dat de beloftes van volgende keren zich sinds een blog of drie behoorlijk beginnen op te stapelen.) De herrie, de onrust, de paniek, de verwarring die ik voelde toen de elektronisch schreeuwende (sirenes) colonne mij passeerde, was, zo vertelde een tafelgast enthousiast, een transport van chronisch zieke en gehandicapte kinderen. Op weg naar Artis. Om daar in het zonnetje gezet te worden. Ik heb mijn dessert met lange tanden gegeten. Het was voor mij moeilijk te verteren dat een kind op deze wijze aandacht wil vragen. Wie dit bedacht heeft, vond het nodig om een enorm symbool van traumageluid op te werpen, en een gebaar te maken waarvan sommige mensen misschien een nacht wakker hebben gelegen. Dat ik nu kan googlen, weet ik. Het hoe en het wat, van de hoed en de rand gaan weten, de geschiedenis van deze actie. Ik weerhoud mezelf (even) van de droge feiten willen weten en laat de informatie die me live is gegeven nog een keer door mijn gedachten gaan. Ik probeer het me voor te stellen, de kinderen op de achterbank van de politieauto, de sirene die iedereen maar dan ook iedereen aan de kant laat gaan. Ik zoem in, en op de achterbank van de leukste politiewagen, het retromodel zit een meisje en ze lijdt aan, wat zal ik bedenken, leukemie. Zoals in Love Story, als die film iemand nog wat zegt. Ze zit alleen, gewoon, omdat zij dit wilde. Dit was haar ding, haar dag, klaar. Echt beter wordt ze nooit meer, maar dat weet ze zolang ze zich heugen kan. Op de kruising bij het Frederiksplein ziet ze een vrouw van een jaar of vijftig gehaast van haar fiets stappen en overduidelijk naar adem snakken. Ze kijkt bang, een beetje boos, een vragende frons tussen de wenkbrauwen. Ze lijkt op de oudere zus van haar moeder toen die het nieuws van de ziekte hoorde. Ook zo’n rare rock ‘n’ roll pony. De vrouw laat haar stuur los en… maar dan zijn ze allang aan de kruising voorbij, op weg naar Artis waar zij vanavond in het uilenverbijf mag kijken, misschien een uil op haar schouder krijgt, je weet het niet, had haar moeder gezegd. Maar je kunt het altijd vragen aan de vrijwilligers die daar speciaal voor jou zijn. Waarom zou je iets vragen wat anders niet mag? Omdat je een ziek kind bent en dat mag je voor een keer als troefkaart inzetten.