Armen

4 januari 2019

Ze zag het zichzelf niet doen: in een vliegtuig zitten, je armen uitstrekken om te doen alsof je vliegt. Ze liep op straat in haar eentje en dacht na. Toen gebeurde het gewoon, ze spreidde de armen en begon te rennen. Drukte haar lippen op elkaar en maakte vliegtuiggeluiden door laag te zoemen. Daar kon je met geen mogelijkheid een vliegtuig uit halen, al zou je willen.

De gespreide armen waren een goed idee.

Zeker toen ze naar links en rechts begon te zwenken. Een hele stoep lang. Mensen stoven opzij, honden werden aan hun riempjes teruggetrokken, de bakker die met vers brood in zijn mand voor op het stuur een poging had gedaan om iedereen moeiteloos ‘goedemorgen’ te wensen, reed tegen een lantarenpaal aan en moest zich meteen druk maken om verzekeringen en andere onkosten waar je in zo’n moment niet meteen aan denkt.

Hij stak zijn armen in de lucht.

Je zou er een wanhopig gebaar in kunnen aflezen of een fysieke uitdrukking van zijn bewondering voor het meisje dat na haar zigzag-actie een koprol maakte en weer opstond alsof ze een wezen was dat van nature prima vliegen kon.