Verdwalen in de tijd

25 juni 2017

Over het lezen van een boek en jaloerse huisgenoten

Ik verdwaal in de tijd. Soms lees ik, soms schrijf ik. Een spel van verdwijnen en verschijnen. De schrijver schrijft en schept en de lezer laat zich verleiden. Pas op, zegt de schrijver tegen de lezer. Daar schuift een schaduw voorbij je dode hoek. Let op, een imaginair mens probeert stiekem aan al te strenge aandacht te ontsnappen. Wees lief, mild, sta open voor…

Verdwalen in de tijd.

Zonder de aandacht van de lezer, geduldig liefhebber van andermans avonturen, was er voor de schrijver weinig lol meer aan. Hij zou snel zijn uitgeschreven. Een boek zou blijven hangen in een mooi idee. Misschien tot leven gewekt tijdens een privé overdracht, een paar vrienden die zich tijdens een zwoele midzomernacht bedwelmd door drank lieten voorlezen… In de relatie tussen schrijver en de lezer is de tijd tot dialoog verdicht. Waar beide polen, lezer versus schrijver, zich in elkaar gespiegeld weten.

Of niet?

Verdwalen in de tijd.

Stel dat de lezer van een boek door het leven zelf wordt teruggefloten. De plicht roept, een kind krijst, de kat heeft zichzelf in de staart gebeten. Of erger nog, een huisgenoot, jaloers op de gulle omgang met niet-bestaande figuren, slaat boos het boek uit ’s lezers handen. Genoeg, roept hij.

Genoeg.

‘Jij met je verdwalen in de tijd. En ik jou maar zoeken.’