Brief

14 oktober 2014

Soms duurt het een tijdje voordat de boodschap in de vorm van een brief zijn beslag krijgt in je dagelijks denken. Ik ben een trage denker, door de dagelijkse routines die ik hanteer is het soms moeilijk om het stof rustig te kunnen laten neerdalen op invloeden van buitenaf.

Maanden geleden, op 10 juni om precies te zijn, kwam ik in Davos aan met als doel om tien dagen aan mijn tweede roman te werken. Ik stapte blij binnen, na een mooie maar vermoeiende treinreis, mijn reiskoffer op wielen over de drempel sleurend en meteen nadat ik mij bekend maakte, overhandigde de receptioniste mij een grote envelop. Het ding was reusachtig, maar omdat ik post verwachtte, bleef mijn verbazing binnen proportie.

Want ik had er zelf om gevraagd. Ik deed een oproep via mijn nieuwsbrief waarin ik meedeelde in welke periode ik op reis zou zijn en waar de enkele schrijflustige iets naartoe kon zenden. Een uitnodiging waar ik weinig respons op verwachtte. De vraag was immers specifiek, ik vroeg om een handgeschreven brief door het adres mee te sturen, en wat voor een adres! In het berghotel Schatzalp zou ik verblijven, dat een rol speelt in Thomas Mann’s beroemde De toverberg, en waar ik hoopte een eigen drama te laten voltrekken op papier. Of in ieder geval het onderzoek daarvoor een mooie vliegende start te kunnen geven.

Mensen betrekken bij projecten in hun onderzoeksfase is een rode draad in mijn werk. Maar niet altijd geeft iemand gehoor aan een wens via een mailing. En nu gebeurde dit dus wel! Ik stapte blij de hotellift in met koffers en de grote, dikke envelop. Ik kon niet wachten.

De inhoud was een handgeschilderde en geschreven brief van een man die in bepaalde kunstenaarskringen bijzonder bekend is. Een opvallende verschijning. Een geweldige kok. Hij runde met zijn vrouw een kunstenaarsinitiatief in IJmuiden en sinds ik daar met vijf andere kunstenaars een recidency deed, hebben we het contact warm gehouden.

In de brief of ‘geniet’ zoals hij het zelf noemt; een benaming die verwijst naar de vorm van de brief, het materiaal een dun grootformaat karton (door losse folio formaten aan elkaar te nieten) waarop zowel geschreven als geschilderd kan worden, stuurde hij mij een stroom aan impressies en overpeinzingen mee die onmiskenbaar het product zijn van een eigenzinnig en erudiet kunstenaarsbrein. Prachtige grapjes, ironie, hartelijkheid en vragen naar het waarom van het schrijven, daar bovenop een berg.

Geschilderd een silhouet van een grote man, onmiskenbaar een verwijzing naar de brievenschilder zelf, en op een laatste bladzijde, een kleinood, vaag als signatuur op te vatten, een haasje. Dit dier dat de onschuld symboliseert en in een driedubbele referentie naar Witte vlag (mijn vorige roman, het haasje dat door de hond uit de kinderjaren van de heldin wordt opgejaagd onder de strenge blik van de vader), naar het beroemdste werk van Joseph Beuys die daarmee de pijnlijke verbinding tussen scheppend mens, spelend met de dode natuur, ontbond in een wonderlijke, immobiele performance, en de motieven in het werk van een keur aan Nederlandse kunstenaars en literatoren, mij een diepgaande referentie betoonde.

Bij de brief een kleine instructie om het werk een dag lang in de hotelkamer op te hangen. Ik deed het, echter even, zag namelijk dat de grote vellen geniet zich meer leenden voor een rustige contemplatie van mijn kant en vertrouw aan de lezer van dit blog beelden toe van een haasje aan de voeten van een grote man, terwijl ik met mijn rugzak op de bergen introk voor een wandeling in de ijlste lucht waar je adem van gaat stokken.

Met dank aan kunstenaar, curator en ‘geniete’ brievenschrijver Joop Stoop.