Personages

30 december 2017

Personages

Laatste gastblog door Guus de Bakker over de personages. De voormalige docent Nederlands schreef eerder prachtige stukjes over zijn leeservaringen met mijn roman De kuur.

‘Personages leer je onder andere kennen door hun reacties op elkaar, dat geldt ook in verhalen. Waarom interrumpeert Yves’ tweede zoon Jean zijn zus Billy zo graag; voelt hij zich sparring-partner, haar checkpoint? Qua intelligentie zijn de twee stellig aan elkaar gewaagd, misschien juist daarom. Krullenbol Jean, aantrekkelijk en van vele markten thuis, zou een ideale tv-presentator zijn, ware hij geen reïntegratieambtenaar, hij is vooral deskundig in het neutraliseren van ongenoegen op de werkvloer. In maatschappelijk opzicht geldt hij als de meest geslaagde van de kinderen Altman.
Yves haalt een herinnering op: met Jean, die ‘op voorhand moeite met “Davos” had, sprak hij over het Toverbergproject en zijn voorkeur: niet twee maar drie weken in de Alpen. Uit Jeans reactie blijkt dat hij de ruim 900 bladzijden Toverberg paraat heeft:
“Na drie weken wordt Hans Castorp ziek.”
“Verwachtte ik een bedrijfsmatig argument, kom je met een berg aan bezwaren…”
“Doe maar luchtig, vader.”
“Drie weken is perfect.”
“Wij kunnen niet eens langer blijven.”
“Kunnen, willen, leven, sterven. Wat wil je zeggen, mijn kind?”
Daarop citeert Jean een beruchte passage uit het Boek der Boeken.
“Drie weken zijn voor ons hierboven praktisch niets.”

In het dialoogje Yves-Jean weet de lezer onmiddellijk wie aan het woord is. In het derde zinnetje wordt “vader” aangesproken, in het zesde “mijn kind.” Dat is echter niet altijd zo in De kuur. Citaten worden zo min mogelijk begeleid door werkwoorden als “zeggen”, “beamen”, “menen”, “opmerken,” enzovoorts in combinatie met de naam van de spreker.

Yves stoort zich aan het te laat komen van zijn kinderen, maar zal er niet teveel van zeggen, hij wil het luchtig houden: “Als jullie telkens te laat komen, dan belooft dit weinig goeds voor straks. (hij bedoelt hier: als we met z’n allen naar Davos gaan.) Misschien moet ik jullie vooruitsturen, zodat jullie…”
“… de kans krijgen om vroeg te zijn…”
“… zo vroeg…”
“… dat we in een zee van tijd terechtkomen…”
“… een bergmeer…”
“… ijskoud gletsjermeer…” (…)
Dit gaat zo nog zeven zinnetjes door, in totaal twaalf, waarvan er één uitsluitend door Billy uitgesproken kan zijn en een tweede mijns inziens terug te voeren valt tot Kick. Ik heb me afgevraagd: missen we hier constructies als ‘beaamde Jean,’ ‘vroeg Brie,’ ‘meende Kick,’? Ik denk het niet. Het zou eerder afbreuk doen aan de levendigheid van het gesprek aan de Altmantafel en onnodig vertragend werken als telkens geschreven was van welk personage een citaat afkomstig is.
Al eerder schreef ik erover: Yves en de kinderen zijn dol op het spelen met taal.
De Altmannen gaan niet bepaald lammerzoet met elkaar om, integendeel: in een tafelgesprek worden nogal wat geestelijke opdonders en stompen uitgedeeld. Minette, de vrouw van Brie, vraagt: ‘Wie heeft de ellendige stuifbloemen op tafel gezet?’
De reactie luidt: ‘Ik. Genitalen. Pardon. Fokking gentianen, zul je bedoelen.’ Billy opent: ‘Ik. Genitalen.’
Maar wie zegt vervolgens ‘Pardon’? Billy? Minette?
En welk personage sluit dit stukje af met: ‘Fokking gentianen, zul je bedoelen.’
Storend is het overigens niet, integendeel, het past bij de stijl van deze gesprekken. Dimitri Verhulst zou het vuurwerk-Nederlands noemen: het spat, het spettert, het sprankelt, zeker!

Terug naar de personages: Yves’ schoondochter Minette Altman-de Beauvoir is zwanger en daardoor wat lichtgeraakt. Qua timing vindt zij daarom de reis naar Davos onhandig. Yves is overigens zeer op haar gesteld: ‘Het is voor ons een eer dat je meegaat. Je wordt een goede moeder, Minette.’ Omgekeerd vindt Minette haar schoonvader prettig gestoord.

Billy is al diverse malen in mijn blogs ter sprake gekomen. Haar wordt een cassandracomplex aangewreven: vinden haar uitspraken soms bij niemand gehoor? Tegen haar vriendje merkt ze bescheiden op: ‘Ik ben geen professioneel trendwatcher.’
En – iets anders – waarom zou Billy eigenlijk moeten studeren? Als illegale student betrapt ze een hoogleraar Duits tijdens een hoorcollege over het interbellum op een kapitale blunder. Niet zo verbazingwekkend als je opgroeit in een milieu waar Thomas Mann je met de paplepel is ingegeven.

De jongste Altman-telg Kick is eerder ter sprake gekomen in gastblog 2. Voor ik hem kort onder de loep neem, wil ik aandacht vragen voor een persoonlijke lezerseigenaardigheid: in een ‘wereld in woorden’ kom ik niet zelden een schrijver of schrijfster tegen: een personage met een specifieke wijze van observeren en onder woorden brengen van wat gadegeslagen wordt, je herkent hem of haar niet alleen aan woordkeus, ironie, beelden, stijl, maar niet zelden blijkt hij of zij ook een verborgen dubbelganger van de auteur. Om twee voorbeelden hiervan bij Couperus te noemen: in Eline Vere fungeert Paul van Raat als zodanig: dit charmante personage regisseert tableaux-vivants; in Van Oude Menschen is het Lot, die novellen schrijft. Zo’n schrijver in De kuur lijkt me Kick, ‘de meest belezen zoon van de gehele Amsteloever.’ ‘Op een dag vertelde hij een anekdote over een kindermeisje aan wie hij slechte herinneringen had, en dat deed hij zo leuk dat iedereen erom bleef vragen.’ Kick kan ook prachtig voorlezen.
Dat complexe Kick tenslotte in een crisis terechtkomt, zou hiermee te maken kunnen hebben, maar het is niet correct teveel te verklappen.

In het hoofdstuk ‘Schatzalp’ ligt het vertelperspectief bij de berg, wat doet denken aan de functie van het raam in het huis op de Muzenbrug. Curieus in De kuur is dat aan meer dingen een persoonlijkheid wordt toegekend; als ik me niet vergis is Sartre daar in Walging mee begonnen: ‘Zoëven, toen ik mijn kamer binnentrad, bleef ik plotseling steken omdat ik in mijn hand een koud voorwerp voelde, dat op een soort persoonlijke wijze mijn aandacht vasthield (vert.: H.P. v.d. Aardweg).’
De berg ziet de kinderen Altman bij het hotel arriveren. ‘Drie mannen, een vrouw, een meisje. De vrouw was zwanger. Ze keek verdrietig. Het meisje boos. De jongste van de mannen, een jongen nog in zijn hele doen en laten, spookte rond in de eerste nacht. Een somnambule.’
Zo herinnert de berg zich de man die een boek schreef over het leven en de dood. ‘Hij wandelde, stond vaak stil, midden op de weg, later naar hem vernoemd, met zijn hoed en zijn stok, een intelligente, trotse man. ’s Nachts was hij een gedwee mensenkind dat liefjes staarde naar de maan. Hij sliep met de gordijnen open.’

Tenslotte iets over de ruimte, het decor. Er staan pijltjes in de kantlijn van mijn Kuur-exemplaar bij de korte weergave van een artikeltje in Quote: ‘Derde moeder gezocht voor het huishouden van een rijke Jan Steen’. Over Yves dus. Bij dit stuk prijkte een foto van het beeld Kind met paard van Hildo Krop. Het beeld torent op een pijler boven de brug die het Muzenplein met de Churchillaan verbindt, dus vlak bij het huis van de Altmannen: een meisje, symbool van de onschuld, bedwingt een paard, dat het geweld uitbeeldt. Conservator van het Stedelijk Museum Louis Gans heeft in 1972 dit beeld voor Openbaar Kunstbezit besproken. Als vijfjarige is Louis van dit beeld diep onder de indruk geraakt: ‘Hij had het gevoel dat de circustoer op die smalle en hoge pijler slecht voor het meisje zou aflopen. Paard en kind moesten wel voorover op het trottoir vallen of, nog erger, achterover terechtkomen in de diepte van het water onder de brug. Louis Gans verklaart zijn paniekgevoel als volgt: de gedragingen van paard en meisje zijn niet in overeenstemming met de plaats waar zij zich bevinden. “De groep die op de grond in evenwicht zou zijn, lijkt op zo ’n hoogte aan het wankelen te gaan.’
Een vergelijking ligt voor de hand: het toch al delicate evenwicht van de Altmanfamilie ‘in de laagte’ wordt hoog in de Zwitserse Alpen aan het wankelen gebracht, en hoe! En dat kind, dat meisje van Hildo Krop dat het geweld bedwingen moet, Billy misschien?

Guus de Bakker’